met zijn tengels van iets afblijven


met zijn tengels van iets afblijven 1.0

met zijn handen van iets afblijven; ergens niet aanzitten

Algemene voorbeelden


Opnieuw klappen. Harder deze keer. 'Blijf er met je tengels van af!' schreeuwde Anna. Arend probeerde wanhopig het kistje van de tafel te graaien, maar zijn moeder was hem voor.

Arend, Stefan Brijs,

met zijn tengels van iets afblijven 2.0

zich niet met iets bemoeien; iets ongemoeid laten

Algemene voorbeelden


Hij kon het gewoon niet hebben dat die kleine snotneus op een dergelijk intiem moment in Meinderts nabijheid was geweest. Meindert, dat was zíjn terrein, daar had ieder ander met zijn tengels af te blijven!

De hangende man, Koos van Zomeren,

Als ze hier alles gaan veranderen valt te hopen dat ze met hun tengels van het eten blijven, want dat is precies wat het moet zijn.

Werk, Josse De Pauw,